Uitstelgedrag

Als ik iets moet organiseren, begin ik veel te laat met het regelwerk

Ik ben vaak bezig met dingen die ik al af had moeten hebben.

Mailtjes en gemiste telefoontje blijven een tijdje liggen voor ik ze beantwoord.

Ik blijf altijd nog even in bed liggen als het tijd is om op te staan.

Makkelijke klusjes blijven soms dagen liggen.

Ik wacht met het uitvoeren van moeilijke klussen totdat ik er de moed voor heb gevonden.

Ik ben niet goed in het nemen van snelle beslissingen.

Ik moet me vaak haasten om taken op tijd af te hebben.

Als ik een opdracht heb, begin ik daar nooit direct mee.

Ik heb de dingen die ik wilde doen vrijwel nooit helemaal af aan het einde van de dag.

Ook als een deadline nadert, verspil ik tijd door andere dingen te doen

Ik zeg vaak dat ik het morgen wel doe.

Ik heb klussen zelden eerder af dan nodig is.

Spullen die ik echt nodig heb, koop ik vaak op het laatste moment (bijv. voor een vakantie o.i.d.)

Als ik de deur uitga, moet ik op het laatste moment altijd nog dingen doen.